Perspectieven

Kinderen staan centraal in dit decreet. Het financiële en logistieke verhaal en het verhaal van samenwerking kunnen gemakkelijk op de voorgrond treden. Vanuit het perspectief van kinderen kunnen we ons volgende vragen stellen:

Hoe stellen we álle kinderen centraal?

• Wat zijn de noden van kinderen?
• Hoe betrekken we kinderen hierin?
• Hoe zorgen we voor een warme overgang?
• Hoe kunnen kinderen blijven kiezen?

Eén van de doelstellingen van het decreet is dat ouders kunnen participeren op de arbeidsmarkt of een opleiding kunnen volgen. Vanuit het perspectief van ouders kunnen we volgende vragen stellen:

• Wat zijn de noden van ouders?
• Hoe betrekken we álle ouders hierin?
• Hoe maken we ouders actieve partners?
• Hoe maak je het aanbod toegankelijk?

Ons opvanglandschap is divers qua organisatie in aanbod en in taal. Vanuit het perspectief opvang komen volgende vragen naar boven:

• Hoe definiëren we opvang?
• Hoe zorgen we voor een warme overgang tussen school, opvang en activiteiten?
• Wat is ideale opvang voor kinderen?
• Welke competenties hebben we nodig in de opvang?
• Welke middelen zijn er nodig? Welke opvang behoudt zijn middelen en welke opvang verliest er?
• Wat is de precieze rol van de opvang in dit verhaal?

De lokale besturen krijgen de regiefunctie toebedeeld. Het is aan het lokaal bestuur om het BOA-decreet in de praktijk om te zetten. Dat hier heel wat vragen bij komen kijken is een evidentie:

• Welke rol neemt het lokaal bestuur zelf op?
  • Ben je regisseur of ben je ook organisator op de verschillende domeinen?
  • Hou je de rollen regie en actor gescheiden?
• Hoe vul je de regisseursrol in binnen de lokale context?
  • Welke visie draagt een lokaal bestuur uit op geïntegreerd werken?
    • In welke mate mag je sturend zijn?
    • Hoe verhoud je je tegenover de verschillende partners?
  • Hoe maak je keuzes?
    • In welke mate is er ruimte om alle partners te betrekken?
    • Wat is hun beleving en hoe zet je in op gelijkwaardigheid?
    • Tot waar reikt wiens verantwoordelijkheid (beleving – gelijkwaardigheid – decentralisatie)?
  • Hoe verdeel je de middelen?
    • Welke organisaties krijgen welk deel van de middelen?
    • Welke competenties zijn nodig binnen de organisaties?
    • Hoe krijg je een engagement van de verschillende actoren?
• Wat is het speelveld van het lokale bestuur?
  • Welke politieke keuzes maken we?
    • Op welke termijn willen we starten en evalueren?
    • Hoe gaan we bijsturen?
  • Wie is verantwoordelijk? Wie volgt op?

Omdat elk kind recht heeft op onderwijs is er in dit BOA-verhaal ook telkens een school betrokken. Scholen zijn bijgevolg een evidente partner in dit verhaal. Ook vanuit hun perspectief zijn er heel wat vragen over hoe zij dit decreet mee kunnen realiseren:

Vanuit de opdracht:

• Wat is de formele opdracht van scholen en hoe verhoudt die zich ten aanzien van de verwachtingen van het decreet en lokale partners? Denk maar aan ‘alles moet nabij zijn’!
• De buitenschoolse tijd is niet de belangrijkste taak van een school. Op welke manier kunnen scholen betrokken partners zijn, maar vooral ook eigenaarschap voelen?
• Er zijn een aantal fundamentele vragen die zich aan de zijlijn stellen zoals ‘waar begint en eindigt de schooldag?’

Vanuit financieel oogpunt: hoe volgt de financiering?

• Op welke manier is een school bereid om dit decreet vorm te geven en op welke manier engageren zij zich hierin? Wat is mogelijk voor de school?

Vanuit de organisatie:

• Welke rollen en taken zijn er om in te vullen?
• Wie wordt er bijgevolg allemaal betrokken?
• Hoe staan leerkrachten in dit verhaal?
• Wat kunnen we leren van de brede school als mooi voorbeeld?

Vanuit pedagogisch oogpunt:

• Hoe kan de school mee zorgen voor een warme overdracht?

Er zijn veel spelers die activiteiten aanbieden. Dat gaat van officiële scholen die deeltijds kunstonderwijs aanbieden, sportclubs, kleinere vzw’s tot de kleine zelfstandige die workshops organiseert voor kinderen en jongeren. Alle activiteitenaanbieders laten kinderen zo tijdens de opvang hun talenten ontwikkelen.

Het onderscheid tussen de termen opvang en activiteiten is met de komst van het BOA-decreet mogelijk nog meer achterhaald. Volgende vragen stellen zich vanuit het perspectief van de activiteiten:

• Wat is opvang en wat zijn activiteiten?
  • Hoe kijken we naar beide termen en hoe vullen we ze in?
  • Wat is de mindset van alle partners?
  • En hoe krijgen we hier een gedeelde blik op?
• Hoe moeten we samenwerken en met wie?
  • ‘What’s in it for...’?
  • Wat is er nodig voor het engagement van elke partner?
  • Hoe verhoudt dit engagement zich t.a.v. de verschillende partners?
• Hoe ziet het aanbod eruit?
  • Welke vorm neemt het aanbod aan?
  • Kiezen we voor een langdurig traject of gaan we voor ‘proevertjes’ of kiezen we voor korte reeksen?
  • Vindt dit aanbod plaats op school of moeten kinderen zich verplaatsen naar een andere locatie?
  • Vindt dit aanbod plaats aansluitend op de schooluren, net na school of iets later op de dag?
  • ...
• Hoe koppelen we dit perspectief aan de opvanginitiatieven?
  • Hoe kunnen we talentontwikkeling stimuleren in de opvang? Wat zijn hierin de noden van kinderen?
• Hoe organiseren we ons als organisatie?
  • Met welke medewerkers (vrijwilligers, geschoolde trainers, (gekwalificeerde) begeleiders werken we?